Gerda Blees: ‘Ik vind dingen die extreem fout gaan interessant’

De Nieuwe Liefde besteedt aandacht aan de genomineerden voor de shortlist van de Libris Literatuur Prijs 2021. In deze reeks worden een aantal schrijvers  geïnterviewd over hun boek, het schrijfproces en het leven van een schrijver tijdens de pandemie.

Deel 2: Een gesprek met Gerda Blees, schrijver van Wij zijn licht.

Je roman gaat over een woongroep die eigenlijk aan een soort hongerstaking doet. Vanwaar heb je dit onderwerp gekozen?

‘Het is niet zozeer een hongerstaking, ze doen meer aan een soort experiment met hun lichaam. De leden van de woongroep geloven dat als je goed mediteert, en je energie uit ademhaling haalt, dat je dan geen voedsel meer nodig hebt.’

Hoe ben je eigenlijk op het idee gekomen om over deze groep te schrijven?

‘Ik had niet zo lang geleden over zo’n woongroep gelezen in de krant en ik heb al vaker geschreven over mensen die niet eten. Ik ben gefascineerd door mensen die iets proberen te doen wat fysiek niet mogelijk is, de fysieke voorwaarden om te overleven proberen te overwinnen. Bijvoorbeeld niet eten dus. Het is als het ware een ontkenning van de werkelijkheid en dat vind ik interessant. Ook stel ik mij dan de vraag in hoeverre ze het uit eigen wil doen’

Het verhaal is los gebaseerd op een bestaande woongroep. Heb jij contact met hen gehad, en hoe reageerden zij op jouw boek?

‘Ik heb een brief gestuurd aan de woongroep waarin ik aankondigde dat het boek zou verschijnen. Ze waren er niet blij mee, willen er het liefst weinig mee geassocieerd worden en ze hebben het ook niet gelezen. Toch heb ik geprobeerd het verhaal zo op te schrijven dat de lezer niet denkt: ‘oh, wat een rare mensen.’ Dat is niet mijn bedoeling, ik wilde juist proberen te begrijpen hoe mensen tot zoiets kunnen komen en om te laten zien hoe de woongroep leeft. Bovendien blijft het een fictieverhaal.’

Eerder interviewde ik Merijn de Boer voor zijn roman De saamhorigheidsgroep. Ook dit boek gaat over een groep die zich eigenlijk heeft onttrokken uit de samenleving, maar in zijn roman wordt deze groep geobserveerd door een buitenstaander, die juist een heel ander leven en referentiekader heeft. Voor welk perspectief heb jij gekozen?

‘Soms komt het verhaal dichtbij de personages van de woongroep, soms waan je je als lezer juist weer een buitenstaander. Een hoofdstuk is zelfs vanuit het oogpunt van de sokken van een personage Melodie geschreven. Zo heb je dus afwisselend afstand en toenadering.

Ik heb me voor de verhaallijn en het taalgebruik dat ze hanteren veel verdiept in de woongroep uit het krantenbericht, maar op de psychologie en de verhoudingen tussen de personages kwam ik eigenlijk door te schrijven en mij in te leven. Door het schrijven ontdek ik hoe bepaalde karakters op elkaar zullen reageren. De gebeurtenissen bestaan dus al, en mijn roman is meer onderzoekend; ik wil kijken wat er gebeurt tussen de personages. Zo heeft het personage Petrus vaak woedeaanvallen en botst hij vaak met Melodie, het meest dominante lid van de groep. Door het schrijven kwam ik erachter waarom hij toch bij de groep bleef. De uitkomsten van de gebeurtenissen rondom de woongroep wist ik al; het ging mij om hoe ze tot hun keuzes kwamen.’

In hoeverre sluiten jouw eigen idealen aan bij die van de woongroep?

‘De ideeën van deze woongroep zijn vrij extreem, en die sluiten niet echt bij die van mij aan, al hoor ik ook wel eens extreme ideeën om me heen, maar ik ga überhaupt in geen enkel idee echt volledig mee.’

Denk je dat er in de huidige tijd, misschien wel door corona, meer behoefte is aan groepsvorming, mensen die elkaar gaan opzoeken, situaties zoals de woongroep waar jij over schreef?

‘De samenleving wordt stukken individualistischer, dat was voor de pandemie ook al een trend, en er is misschien wel meer behoefte aan een collectief. Ik denk dan niet per se aan woongroepen, maar wel aan collectieven die misschien samen een wijk willen gaan inrichten, en dan meer ruimte nemen om dat volgens hun idealen te doen. Er zijn de laatste tijd meer van zulke initiatieven waarbij mensen als groep hun woonwijk vormgeven. Zo komt er ook steeds meer ruimte voor huurders om als gehele straat huizen te kopen, en zo gezamenlijk aan een buurt te werken.

Er zijn inderdaad ook mensen die kleinschaliger proberen te leven door bijvoorbeeld een stuk minder te consumeren. Dit is ook een ideaal van de woongroep, maar dit ideaal wordt door hen extreem ver doorgetrokken.’

Dat ‘extreme’, is dat iets wat in jouw werk vaker een rol speelt?

‘Dingen die extreem fout gaan vind ik zeker interessant, ja. Dat is ook uitdagend om over te schrijven. Ik vind het boeiend om situaties die misschien niet al te extreem zijn uit te vergroten, en dan uit te zoeken hoe zo’n situatie kan ontstaan.

Maar soms verzin ik ook extreme dingen die later werkelijk blijken te gebeuren. Ik schreef bijvoorbeeld eens een verhaal over een vrouw die haar baby in een vriezer verstopt. Later stuurde iemand me een krantenbericht over een vrouw die dat daadwerkelijk had gedaan.’

Het lijkt echter een trend om te schrijven over situaties waarin dingen fout gaan, of over mensen die hun leven niet op de rit hebben. Is het niet juist uitdagender om als hoofdpersonage iemand te hebben die het voor de wind gaat – misschien niet zo boeiend, maar wel een kunst om daar als schrijver iets moois en interessants van te maken.

‘Dat is wel zo, maar voor mij is het interessanter om extreme situaties aannemelijk en geloofwaardig te maken. Ik vind het een uitdaging om lezers te overtuigen om meer begrip te krijgen voor bepaalde keuzes van mensen, hun beslissingen en hun gedachtes, ook als deze misschien niet ‘normaal’ zijn.

Toch zijn er boeken die meer gaan over het leven van alledag, waarin weinig spectaculaire dingen gebeuren en weinig misgaat, bijvoorbeeld Uit het leven van een hond van Sander Kollaard. Dat boek won vorig jaar nog de Libris Literatuur Prijs. Zo’n boek speelt eigenlijk met de spanning die er niet is, en dat is ook een mooie techniek.

Hoe hebben de gevolgen van de pandemie, bijvoorbeeld het vele thuis zitten, jouw schrijven beïnvloed?

Wij zijn licht kwam uit in april 2020, toen corona er dus net was. Daarna ben ik bezig geweest net ander werk en het gekke is dat ik eigenlijk helemaal niet zo veel thuis heb gezeten. Zo ben ik bijvoorbeeld naar Maastricht gegaan, waar ik een tijd in een schrijversresidentie heb gewerkt, bij de Jan van Eyck Academie.

Kun je, tot slot, iets over je nieuwe werk vertellen?

‘Het wordt een roman die gaat over de Bijlmerramp. In die roman komt een apparaat voor dat de laatste gedachten opneemt van de slachtoffers. Ik weet het nog niet zeker wat het wordt: science fiction, magisch realisme, of een verhaal over een illusie van het personage. In ieder geval wordt het apparaat een aspect van het boek. Het is ook een beetje geïnspireerd op de blackbox die een vliegtuig altijd heeft, met alle laatste communicatie van de piloten. Die is bij de Bijlmerramp echter nooit gevonden; er is nog heel veel onduidelijk over het ongeluk en de inhoud van het vliegtuig.

Ik ben nog niet heel ver met schrijven, maar ben vooral onderzoek aan het doen naar de ramp. Het zou dus een van de scenario’s kunnen worden die ik heb geschetst, welke weet ik nog niet. De tijd zal het leren.’

Door: Fausto van Bronkhorst

Foto: fotoBuffel