Merijn de Boer: ‘Ik vind het bijzonder om met Jeroen Brouwers op de shortlist te staan’

De Nieuwe Liefde besteedt aandacht aan de genomineerden voor de shortlist van de Libris Literatuur Prijs 2021. In deze reeks worden een aantal schrijvers  geïnterviewd over hun boek, het schrijfproces en het leven van een schrijver tijdens de pandemie.

Deel 1: Een gesprek met Merijn de Boer, schrijver van De Saamhorigheidsgroep.

Merijn de Boer zoomt in vanuit Jeruzalem. Iets meer dan een jaar geleden zou zo’n interview op afstand nog bijzonder en nieuw zijn geweest; een gesprek met vele kilometers ertussen, via een vlekkeloze verbinding, maar inmiddels weten we niet beter. Ook Merijn zelf heeft de pandemie als een heftige en chaotische periode ervaren, maar in Israël is het einde inmiddels in zicht. ‘Wij zijn al gevaccineerd, en er gaat hier steeds meer open.’

Dat was een tijd geleden wel anders. ‘Israël heeft driezeer strenge lockdowns gehad. We mochten ons huis helemaal niet uit, je moest je boodschappen laten bezorgen. Als je toch buiten was, werd je staande gehouden door agenten.’

Had dit ook invloed op het schrijven, of had je je boek eigenlijk al af?

‘Nee, dit heeft het einde zeker nog wel moeilijk gemaakt; ik moest het slotdeel namelijk nog schrijven. Ik heb twee schoolgaande kinderen en mijn vrouw heeft een full time baan. Het was echt lastig dat de scholen dicht waren, zeker omdat ik het liefste ´s ochtends schrijf. Daar kwam ik dus wel een beetje mee in de knel.´

En hoe is het nu? Ik kan me voorstellen dat een periode na een nominatie voor de Libris Literatuur Prijs normaal wel druk is, maar nu zal dat een stuk minder het geval zijn.

‘Ik ben inmiddels al bezig met nieuw werk.’

Zo snel? De Saamhorigheidsgroep kwam in augustus 2020 uit.

‘Jazeker, het liefst was ik een paar weken na mijn vorige boek alweer begonnen, want ik ben het gelukkigst als ik aan een verhaal of een roman werk, maar dat was dus lastig met de lockdowns..’

Je woont in Jeruzalem, eerder in New York, maar bepaalde aspecten van je roman werden in de Volkskrant als ‘oerhollands’ getypeerd. Hoe kijk jij hier zelf naar, en bracht het schrijven over Nederland niet enige heimwee met zich mee?

‘Ik merk dat mijn werk vaker als oerhollands getypeerd wordt, inderdaad. Heimwee had ik wel toen ik in New York woonde, maar nu eigenlijk niet meer. Ik vond het wel prettig dat ik in Jeruzalem in de luwte zit en het schrijven in het buitenland was geen belemmering. Twee spelen zich af in New York en Jeruzalem, dus ik kon mijn ervaringen hier goed gebruiken.´

Je hebt dus eigenlijk ook niet zo veel research hoeven doen? Want dat zou lastig kunnen zijn met de huidige omstandigheden.

‘Ik heb eigenlijk minder research hoeven doen dan ik had verwacht. Wel heb ik me veel verdiept in het Nederland van de jaren 80. ‘

Waar heb je zoal naar gezocht?

‘Naar details eigenlijk, maar ook in het algemeen naar wat er speelde in het nieuws in die tijd. Zo heb ik veel gezocht naar krantenartikelen uit de jaren 80, over de antikernwapenbeweging, et cetera.

Toen ik afgelopen zomer tijdelijk in Nederland was, begonnen mij ook meer details op te vallen. Zo zag ik iemand fietsen met een broekklem. Dat was echt iets waarvan ik dacht: dat is zó Nederlands en het had perfect in De Saamhorigheidsgroep gepast, maar ik was toen al klaar met het schrijven.

Dat ik niet in Nederland was, zorgde er echter voor dat ik een natuurlijke afstand had voor de details die wel en niet de moeite waard waren, dus dat was een voordeel. Vroeger was ik heel erg gefocust op details, kon ik daar veel langer bij stilstaan, maar ze konden me ook afleiden.’

Waar komt je interesse in zo’n saamhorigheidsgroep, zoals die in je boek centraal staat, vandaan? En waarom heb je gekozen voor het perspectief van een buitenstaander, in de persoon van de diplomaat Bernard?

‘Mijn ouders waren lid van een saamhorigheidsgroep, zij doneerden net als de groep in het boek tien procent van hun inkomen aan de derde wereld. Maar ik heb ook inspiratie geput uit Anna Karenina. In dat boek spelen verschillende personages een rol die via familie met elkaar verbonden zijn, maar die niet allemaal onderdeel uitmaken van hetzelfde gezin. Mijn personages zijn op een vergelijkbare manier met elkaar verbonden, via de Saamhorigheidsgroep. Bijna als een familie.

Het hoofdpersonage Bernard heeft als buitenstaander een heel eigen blik op de groep. Hij verwondert zich over hun gedragingen, spot met ze, maar als hij later terugkijkt, ziet hij in dat zij gelukkiger zijn dan hij.’

In een ander interview gaf je aan dat je met De Saamhorigheidsgroep ook terugkeert naar een periode van links idealisme in de jaren 80. Voel je een nostalgie naar die tijd?

‘Zeker. Het was een tijd die idealistischer was, het was liever, braver. Zelf ben ik niet zo idealistisch, maar meer een estheet zoals Bernard. Hij is vooral in opera geïnteresseerd, ik in literatuur. Ik kon me wel herkennen in het perspectief van iemand die omringd wordt door idealisten, maar het zelf eigenlijk niet is. Die spot die Bernard heeft voel ik ook wel, maar het is altijd liefdevolle spot.’

Denk je dat mensen zoals de leden van De Saamhorigheidsgroep, die eigenlijk wat naïef en teruggetrokken leven, uiteindelijk gelukkiger zijn?

‘Ja, dat denk ik wel. Maar het is zeker niet zo dat ik die moraal nadrukkelijk in het boek heb willen stoppen. De leden van de Saamhorigheidsgroep trekken uiteindelijk aan het langste eind, zou je kunnen zeggen, maar het is aan de lezer om te beoordelen of dat een wenselijke manier van samenleven is.’

Nog even over de nominatie voor de Libris Literatuur Prijs…

‘Die kwam echt als een verrassing. Ik had er op gehoopt, maar had in ieder geval zeker niet verwacht dat ik hier in Jeruzalem bezoek zou krijgen. Op de dag van de bekendmaking bracht ik mijn kinderen naar school, was ik van plan om daarna te gaan hardlopen en te zien of er een telefoontje uit Nederland zou komen. Toen stond er opeens een journalist met een bos bloemen in de straat.

Ik vind het bijzonder om met Jeroen Brouwers op de shortlist te staan. In de jaren voor mijn debuut las ik zijn hele oeuvre en ik beschouw hem in zekere zin als mijn literaire vader. Zeker in die beginfase ben ik enorm door hem beïnvloed. Cliënt E. Busken, dat ook op de shortlist staat, vind ik een indrukwekkend boek, een grote literaire prestatie.

Ik weet nog dat Marcel van Erwin Mortier uitkwam toen ik op de middelbare school zat. Mijn lerares Nederlands, die ervoor heeft gezorgd dat ik in literatuur geïnteresseerd raakte en Nederlands ging studeren, was er heel enthousiast over, dus dat heb ik toen gelezen. Ik ben benieuwd naar De onbevlekte, dat een opvolger van Marcel schijnt te zijn. Nu lees ik nog Wij zijn licht van Gerda Blees en daar ben ik behoorlijk van onder de indruk.’

Zulke complimenten voor medegenomineerden lijken me een mooie afsluiter van dit interview. Heel veel succes en wie weet tot in Nederland!

‘Dank je wel!’

Door: Fausto van Bronkhorst

Foto: Chantal Heijnen